Fil.4:10-13

Dankbetuiging

De Heer heeft mij veel vreugde gegeven nu u eindelijk uw zorg voor mij hebt kunnen tonen. U dacht altijd al aan mij, maar vond niet de gelegenheid het te laten zien.
Ik zeg dit niet omdat ik gebrek lijd; ik heb geleerd om in alle omstandigheden voor mezelf te zorgen.
Ik weet wat het is om gebrek te lijden, maar ook wat het is om in rijkdom te leven. Ik heb alles aan den lijve ondervonden: overvloed en honger, rijkdom en gebrek.
Ik ben tegen alles bestand door hem die mij kracht geeft.

Ps.113:5-9

Wie is gelijk aan de HEER, onze God,
die hoog daar boven zijn woning heeft,

die zijn oog richt naar beneden,
wie in de hemel en op de aarde?

Hij verheft uit het stof wie berooid is,
uit het vuil tilt hij op wie alles ontbeert.

Hij laat hem wonen bij hooggeplaatsten,
bij de hoogsten van zijn volk.

De onvruchtbare vrouw laat hij wonen in het huis,
een vrolijke moeder van kinderen.

Halleluja!

Ef.5

Volg dus het voorbeeld van God, als kinderen die hij liefheeft,
en ga de weg van de liefde, zoals Christus, die ons heeft liefgehad en zich voor ons gegeven heeft als offer, als een geurige gave voor God.

Laat er bij u geen sprake zijn van ontucht of zedeloosheid, of van hebzucht – deze dingen horen niet bij heiligen.
Ook dubbelzinnige, oppervlakkige en platvloerse taal is ongepast – spreek liever woorden van dank.
Want u moet goed weten dat iemand die in ontucht leeft, zedeloos of hebzuchtig is – dat is allemaal afgoderij – geen deel kan hebben aan het koninkrijk van Christus en van God.
Laat u door niemand met loze woorden misleiden, want wie God ongehoorzaam is, wordt getroffen door zijn toorn.
Gedraag u dus niet zoals zij,
want eens was u duisternis maar nu bent u licht, door uw bestaan in de Heer. Ga de weg van de kinderen van het licht.
Het licht brengt goedheid voort en gerechtigheid en waarheid.
Onderzoek wat de wil van de Heer is.
Neem geen deel aan de vruchteloze praktijken van de duisternis maar ontmasker die juist,
want wat daar in het verborgene gebeurt, is te schandelijk voor woorden.
Maar alles wat door het licht ontmaskerd wordt, wordt openbaar,
en alles wat openbaar wordt, is zelf licht. Daarom staat er:
‘Ontwaak uit uw slaap,
sta op uit de dood,
en Christus zal over u stralen.’

Let dus goed op welke weg u bewandelt, gedraag u niet als dwazen maar als verstandige mensen.
Gebruik uw dagen goed, want we leven in een slechte tijd.
Wees niet onverstandig, maar probeer te begrijpen wat de Heer wil.
Bedrink u niet, want dat leidt tot uitspattingen, maar laat de Geest u vervullen
en zing met elkaar psalmen, hymnen en liederen die de Geest u ingeeft. Zing en jubel met heel uw hart voor de Heer
en dank God, die uw Vader is, altijd voor alles in de naam van onze Heer Jezus Christus.

Aanvaard elkaars gezag uit eerbied voor Christus.
Vrouwen, erken het gezag van uw man als dat van de Heer,
want een man is het hoofd van zijn vrouw, zoals Christus het hoofd is van de kerk, het lichaam dat hij gered heeft.
En zoals de kerk het gezag van Christus erkent, zo moeten vrouwen in ieder opzicht het gezag van hun man erkennen.
Mannen, heb uw vrouw lief, zoals Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft prijsgegeven
om haar te heiligen, haar te reinigen met water en woorden
en om haar in al haar luister bij zich te nemen, zodat ze zonder vlek of rimpel of iets dergelijks zal zijn, heilig en zuiver.
Zo moeten mannen hun vrouw liefhebben, als hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief.
Niemand haat ooit zijn eigen lichaam, integendeel: men voedt en verzorgt het, zoals Christus de kerk,
want dat is zijn lichaam en wij zijn de ledematen.
‘Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één lichaam zijn.’
Dit mysterie is groot – en ik betrek het op Christus en de kerk.
Maar ook voor elk van u geldt dat ieder zijn vrouw moet liefhebben als zichzelf, en dat een vrouw ontzag moet hebben voor haar man.

Mar.10:28-31

Petrus nam het woord en zei: ‘Maar wij hebben alles achtergelaten om u te volgen!’
Jezus zei: ‘Ik verzeker jullie: iedereen die broers of zusters, moeder, vader of kinderen, huis of akkers heeft achtergelaten omwille van mij en het evangelie,
zal het honderdvoudige ontvangen: in deze tijd broers en zusters, moeders en kinderen, huizen en akkers, al zal dat gepaard gaan met vervolging, en in de tijd die komt het eeuwige leven.
Vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten.’

Jes.54

Eerherstel voor Jeruzalem, de bruid van de HEER

Jubel, onvruchtbare vrouw,
jij die nooit een kind hebt gebaard;
breek uit in gejuich en gejubel,
jij die geen weeën hebt gekend.
Want – zegt de HEER –,
de kinderen van deze verstoten vrouw
zullen talrijker zijn dan die van de gehuwde.

Vergroot de plaats voor je tent,
span het tentdoek wijder uit,
zonder enige terughoudendheid.
Verleng de touwen,
zet de tentpinnen vast.

Naar alle kanten zul je je uitbreiden,
je nageslacht zal de vreemde volken verdrijven
en de verlaten steden bevolken.

Wees niet bang: je zult niet worden beschaamd;
wees niet bedrukt: je zult niet worden vernederd.
Je zult de schande van je jeugd vergeten,
je de smaad van je weduwschap niet meer herinneren.

Want je maker neemt je tot vrouw,
HEER van de hemelse machten is zijn naam.
De Heilige van Israël zal je bevrijder zijn,
men noemt hem God van de hele aarde.

Je was een verlaten, wanhopige vrouw
toen de HEER je terugriep.
Kan iemand de vrouw van zijn jeugd verstoten? – zegt je God.

Ik heb je slechts een ogenblik verlaten,
maar met open armen zal ik je weer ontvangen.

Ik verborg mijn gezicht voor je
in laaiende toorn, één ogenblik lang,
maar ik zal me weer over je ontfermen
met eeuwigdurende liefde,
zegt de HEER, die je vrijkoopt.

Dit is voor mij als bij de vloed van Noach:
zoals ik heb gezworen dat het water van Noach
nooit meer de aarde zou overspoelen,
zo zweer ik dat mijn toorn jou niet meer treft
en dat ik je nooit meer bedreig.

Al zouden de bergen wijken
en de heuvels wankelen,
mijn liefde zal nooit meer van jou wijken
en mijn vredesverbond is onwankelbaar
– zegt de HEER, die zich over je ontfermt.

Ongelukkige, zo opgejaagd en ongetroost.
Met fijne leem zal ik je stenen inleggen,
op saffier zal ik je grondvesten.

Ik maak je torens van robijn,
je poorten van beril,
je muren van kostbare edelstenen.

Al je kinderen worden onderricht door de HEER,
rust en vrede zal hun ten deel vallen;

gerechtigheid zal je fundament zijn.
Je zult niets meer te vrezen hebben:
onderdrukking zal je niet bereiken,
voor terreur blijf je gevrijwaard.

Word je toch aangevallen, het komt niet van mij.
Valt iemand je aan? Het wordt zijn eigen val.

Ik heb de smid geschapen,
die het gloeiende vuur aanblaast
om gereedschap te vervaardigen voor een zeker doel;
zo heb ik ook de vernietiger geschapen,
die verderf wil zaaien.

Maar elk wapen dat tegen jou wordt gesmeed
zal machteloos zijn,
en ieder die jou in een geding belastert
zal zelf veroordeeld worden.
Dit is het deel dat de dienaren van de HEER toekomt,
dit is het recht dat ik hun toeken – spreekt de HEER.