Neh.8:1-4

verzamelde het voltallige volk zich op het plein voor de Waterpoort. Men vroeg Ezra, de schrijver, het boek te halen met de wet van Mozes, de wet die de HEER aan Israël had opgelegd.
Ezra, de priester, haalde het wetboek en toonde het aan de aanwezige mannen en vrouwen, en aan iedereen die in staat was het te begrijpen. Dit gebeurde op de eerste dag van de zevende maand.
Op het plein voor de Waterpoort las Ezra de mannen en de vrouwen en iedereen die het kon begrijpen hardop uit het boek voor, vanaf het moment dat het licht werd tot de middag. Allen luisterden aandachtig naar het boek van de wet.

Ezra, de schrijver, stond op een houten verhoging die voor deze gelegenheid was vervaardigd. Naast hem, aan zijn rechterhand, stonden Mattitja, Sema, Anaja, Uria, Chilkia en Maäseja, en aan zijn linkerhand Pedaja, Misaël, Malkia, Chasum, Chasbaddana, Zecharja en Mesullam.

Ezra.10:1

Uitheemse vrouwen met hun kinderen weggestuurd

En terwijl Ezra bad en schuld beleed, en zich wenend neerwierp voor Gods tempel, kwam er een zeer grote menigte Israëlitische mannen en vrouwen en kinderen om hem heen staan. Zij huilden bitter.

2Tim.3:14-17

Maar jij, blijf bij alles wat je geleerd hebt en met overtuiging hebt aangenomen. Je weet wie je leraren waren
en bent van kindsbeen af vertrouwd met de heilige geschriften die je wijsheid kunnen geven, zodat je wordt gered door het geloof in Christus Jezus.
Elke schrifttekst is door God geïnspireerd en kan gebruikt worden om onderricht te geven, om dwalingen en fouten te weerleggen, en om op te voeden tot een deugdzaam leven,
zodat een dienaar van God voor zijn taak berekend is en voor elk goed doel volledig is toegerust.

Mat.19:13-15

Daarop brachten de mensen kinderen bij hem, ze wilden dat hij hun de handen zou opleggen en zou bidden. Toen de leerlingen hen berispten,
zei Jezus: ‘Laat de kinderen ongemoeid, belet ze niet bij mij te komen, want het koninkrijk van de hemel behoort toe aan wie is zoals zij.’
En nadat hij hun de handen had opgelegd, trok hij weer verder.